Diz.

Diz.

Een diz? Misschien heb je tussen oude spinspullen een plat of concaaf voorwerpje met één of een paar gaten in gevonden. Een diz ziet eruit als een knoop met één of enkele gaten van verschillende diameter.

Ben je wol, mohair, …, aan het kaarden of kammen of aan het mengen op een mengbord, dan kan een diz een praktisch hulpmiddel zijn. Met een diz maak je snel een gelijkmatig lont dat het spinnen makkelijker maakt, maar ook in vilt gebruikt kan worden.

Is de diz gemaakt uit een stuk bot, hoorn, hout, metaal of kunststof, dan speelt de vorm niet zoveel rol, zolang de diz niet te groot en/of te zwaar is. Meestal zijn ze bol aan de ene kant en hol aan de andere.

Ja, Een diz kan een knoop zijn, je kan een knoop dus als diz gebruiken.

Een diz kan je dus zeker zelf maken, bijvoorbeeld met een plastic dopje van een frisdrank flesje of een melkdoos, een schelp, … Maak de diz niet te groot, 5 cm is meer dan voldoende.

Met een lichtere diz is het aangenamer werken als je een grote hoeveelheid lont vanuit bijvoorbeeld een mengbord wilt trekken. Een zware diz moet je ondersteunen tijdens het werken. Een lichte diz hoef je niet vast te houden en duw je met gemak tegen de wolvoorraad terwijl je met de andere hand een (egaler) lont trekt.

Hoe dunner het materiaal ter hoogte van het gat, hoe minder moeite het kost om een lont door de diz te trekken.

Uiteraard zijn de randen van het gat mooi glad, het is de bedoeling dat de vezels er vlot door glijden.

Welke diameter heeft het gat in de diz? Meestal varieert dat tussen 1mm tot 5mm. Je kan kiezen voor een diz met slechts één centrale opening per diameter. Zulke diz is meestal de meest stabiele om mee te werken.

Een diz met twee of zelfs vijf verschillende openingen kan natuurlijk ook.

Door het gat in de diz trek je een lont waarbij de vezels parallel komen te liggen. Hoe kleiner de diameter van het gat hoe dunner de draad die je ermee spint. Met een groter gat kan je een dikkere maar ook een dunne draad spinnen. Het is logisch dat de gesponnen draad nooit dikker kan zijn dan het lont dat je trekt.

De holle kant hou je naar de kam, de kaardmolen of het mengbord. Met een klein haakje haal je een paar vezels door het gaatje en je trekt rustig een egaal lont van verschillende meters lang. Met dit lont spin je een lange luchtige draad.

Richt je de bolle kant naar de wolvoorraad dan zal het lont iets dikker zijn en spin je een draad die iets steviger/stroever, dus wat minder luchtig en minder lang is, voor dezelfde hoeveelheid wol. Zeker bij de kleinere openingen, dus dunnere draad, is dat duidelijk te merken.

Samengevat: een ideale diz heeft slechts één centrale opening, is licht van gewicht, is rond en gebalanceerd, ligt makkelijk in de hand en is dus niet te groot of te klein, komvormig, het materiaal aan de opening is dun en het gat zelf is glad afgewerkt. Per diameter is er dan wel een andere diz nodig.

Kaarden, kammen of mengen en dan nog eens een lont trekken met een diz is altijd veel werk maar al deze voorbereidingen leveren uiteindelijk een veel mooier gesponnen draad op.

 Succes!

 

Terug naar blog