Wol verven met planten is koken met kleuren.
Wol kleuren met plantaardige kleurstoffen is de laatste jaren weer populairder geworden. Kleurstoffen uit planten zijn biologisch afbreekbaar, je kan hulpstoffen (beits, …) gebruiken die niet belastend zijn voor het milieu en bij het juist gebruik zijn al deze stoffen niet schadelijk voor de verver en de drager. Dit zijn al belangrijke argumenten om de groeiende belangstelling voor de traditionele manier van wol kleuren te verklaren.
Naast milieuvriendelijkheid, duurzaamheid, gezondheid en de herwaardering van een oud ambacht is ook het esthetische aspect van plantaardig kleuren voor veel mensen belangrijk. De bekomen kleuren zijn vaak zachter en subtieler dan de chemische varianten. Het resultaat is niet altijd juist te voorspellen wat het plantaardig kleuren tegelijkertijd spannend en verrassend maakt.
Wol kleuren met behulp van planten is net als het bereiden van een lekkere maaltijd een creatief proces dat veel voldoening geeft. Je kookt met kleuren, waarbij de kwaliteit van de ingrediënten en elk detail in het proces een invloed heeft op het eindresultaat.
De standplaats van de verfplanten, m.a.w. de bodem maar zeker ook de hoeveelheid zon (of regen), hebben een belangrijke invloed op de hoeveelheid kleurstof die ze vormen. Het resultaat van het verfproces zal elk seizoen en elk jaar wat anders zijn.
Om een zo egaal mogelijk gekleurde streng wol of stof (geweven, gehaakt of gebreid) te krijgen is een goede voorbereiding al een belangrijke stap. Wassen is het eerste wat zeker moet gebeuren. Lauw water, een zachte zeep, geen wasverzachter, bewegen maar niet te ruw om vilten te voorkomen en daarna goed spoelen met water van dezelfde temperatuur.
Om de kleurstof op en/of in de wolvezel te krijgen en om een meer intensere kleur te bekomen is beitsen meestal nodig. Er zijn vele beitsmiddelen. Wij gebruiken aluin en wijnsteenzuur omdat die niet giftig en niet milieubelastend zijn. Gebruik wel handschoenen want onze huid bestaat, net als wol, uit keratine en de beits zal die ook “aantasten”. (De combinaties en verhoudingen van beits en wol zijn voor een volgende post.) Zoals alles wat met levende organismen te maken heeft zijn er uitzonderingen. Voor indigo, uit wede of Japanse indigoplanten, en noot is er geen beitsmiddelen nodig.
Wij gebruiken bepaalde stoffen in planten om mee te kleuren. Voor de plant zelf zijn die stoffen dikwijls bedoeld als verdediging tegen insecten of schimmels. Gezondere planten bevatten daarom meer “kleurstoffen”. Een goede standplaats met veel licht, voldoende water en voedingsstoffen is daarom belangrijk en bepalen mee de intensiteit van het uiteindelijke verfresultaat.
Per 100g droge wol gebruik je 100 tot 200 gram gedroogd plantenmateriaal, dus bloemen of blad. Van gedroogde wortels heb je maar de helft nodig, terwijl je het dubbele moet gebruiken als je verse plantendelen gebruikt.
Soms is “nabeitsen” met bijvoorbeeld soda nodig om de meer gewilde kleur of intensiteit te bekomen.
Voorzichtig wassen in bijvoorbeeld regenwater en eventueel spoelen met azijn is de laatste stap voor het drogen.
Vers gekleurde wol is nog gevoelig voor licht, droog de streng of stof daarom niet in de zon.
Er is heel veel te vertellen over beitsen en de verschillen tussen planten en waarop te letten bij het winnen van de kleurstoffen. Er zullen dus nog meer blogposts over het koken met kleuren moeten volgen.